vrijdag 29 april 2011

Logboek

14 maart, Begonnen aan kleine boekje, opdracht 1 t/m 5 gemaakt, 1 uur
16 maart, Vervolg kleine boekje 6 t/m 9 gemaakt, 45 min.
21 maart, Gekomen naar inloopspreekuur, kleine boekje 10 t/m 17 gemaakt, 1 uur
28 maart, Begonnen aan opdracht 1, 1 uur
3 april, Opdracht 1 afgerond, 30 min.
8 april, Opdracht 4 gemaakt. 1 uur
11 april, Gekomen naar inloopspreekuur, begonnen aan opdracht 5, 1 uur
14 april, Opdracht 5 afgerond en begonnen aan opdracht 9, 2 uur
15 april, Opdracht 9 afgerond, 1 uur
24 april, Opdracht 12 gemaakt en begonnen aan opdracht 17, 2 uur
25 april, Opdracht 17 afgerond en begonnen aan eigen opdracht, 1 uur
27 april, Eigen opdracht afgerond en verslagen gemaakt van opdracht 1, 4, 5 en 9, 2 uur
28 april, Verslagen 12, 17 en eigen opdracht gemaakt en begonnen met maken van website, 5 uur
29 april, Website afgerond, 6 uur

Eigen opdracht

Maak deze hangbrug na op geogebra.




Om te beginnen moet je bij opties labels uitschakelen zodat je niet bij elke punt een letter ziet. Je moet vervolgens een horizontale lijn maken met een lengte van 24. Je moet op A=(0,2) een punt zetten en op B=(24,2). Daarna moet je op C=(3,0), D=(21,0), E=(3,10), F=(21,10) en G=(12,3) een punt zetten. Je moet A en B met elkaar verbinden. Ook moet je A en E, en B en F met elkaar verbinden. Je moet vervolgens met het icoontje 'Cirkelboog door drie punten' op punt E daarna op punt G en vervolgens op punt F drukken. Daarna moetje om de 1 een lijn maken met de weg van de brug en de kabels die het dragen.

Opdracht 17

Bij dit opdracht ben ik begonnen met de punten A en B. De coördinaten van punt A was (7,-5). De coördinaten van punt B was (16,3). Ik heb vervolgens alles gedaan wat op het stencil stond. Uiteindelijk kwam ik eruit dat de afstand tussen de bomen 7,07 was.

Opdracht 12

Bij deze opdracht ben ik begonnen met het maken van een driehoek, driehoek ABC. Vervolgens heb ik een rondje op de drie punten van de driehoek gemaakt. De middelpunt van de driehoek heb ik punt M genoemd. Ik heb vervolgens de middelpunt van lijn BC en lijn AC gemaakt. Ik heb de middelpunt van lijn BC met punt A verbonden en de middelpunt van lijn AC met punt B verbonden. De snijpunt van deze lijnen heb ik punt Z genoemd. Punt Z is de zwaartepunt van de driehoek. Ik heb hierna de rechte van punt M en punt Z genomen. Dit is de rechte van Euler. Ik heb vervolgens de hoogtepunt gemaakt. Dat deed ik met het icoontje 'Homothetie'. Ik drukte op het icoontje Homothetie en vervolgens op punt M en daarna op punt Z. Er verscheen een venstertje en daar heb 3 getypt. Vervolgens kwam het hoogtepunt. Ik heb de hoogtepunt punt H genoemd.

Opdracht 9



Bij deze opdracht ben ik ik begonnen het maken van een driehoek, driehoek ABC. Vervolgens heb ik een regelmatige veelhoek met 4 zijden van de punten A en B en de punten A en C gemaakt. Ik heb de daarna de diameters van de vierkanten gemaakt. Vervolgens heb ik de snijpunten gemaakt van de diameters van de vierkanten. Ik heb de punten Q en R genoemd. Daarna heb ik bij de zijde BC een punt gezet bij het midden van de lijn. Die punt heb ik P genoemd. Vervolgens heb ik de punt P verbonden met punt Q. Die lijn heb ik lijn n genoemd. Ik daarna ook punt P met punt R verbonden. Die lijn heb ik lijn p genoemd. Om te zien of de lijnen p en n altijd even lang zijn heb ik het icoontje 'Tekst invoegen' gebruikt.  Ik heb eerst het vakje 'LaTeX' formules aangekruist en daarna de volgende tekst gebruikt: "p=" + p. Hiermee kan ik in de tekenvenster zien hoelang lijn p is. Om te zien hoe lang lijn n is gebruikte ik weer het icoontje 'Tekst invoegen'. Ik kruiste weer het vakje 'LaTeX formules' aan. Als tekst gebruikte ik: "n=" + n. Nu heb ik ook in de tekenvenster de lengte van lijn n staan. Als ik de punten van de driehoek verander zie ik dat lijn p en lijn n even lang steeds even lang zijn, dus zijn lijn p en lijn n altijd even lang. Om te zien of lijn PQ loodrecht staat op lijn PR gebruikte ik het icoontje 'Hoek'. Ik drukte eerst op punt R, daarna op punt P en vervolgens op punt Q. Nu staat bij punt P hoeveel graden het is. Er staat 90 bij de hoek, dus staat lijn PQ loodrecht op lijn PR.

donderdag 28 april 2011

Opdracht 5

In dit opdracht heb ik 5 figuren gemaakt. 3 vierhoeken, 1 driehoek en een cirkel. Mijn 1e figuur was een vierkant. Ik heb 2 punten gezet, punt A en punt B. Vervolgens heb ik op het icoontje 'Regelmatige veelhoek' gedrukt. Ik heb daarna op punt A en punt B gedrukt en vervolgens op 4 punten. Hieruit kwam vierkant ABCD met de zijden a, b, c en d. Om de omtrek te berekenen maakte ik de formule: omtrekABCD = a + b + c + d. Voor de oppervlakte gebruikte ik de formule: oppervlakteABCD = a * b.

Mijn 2e figuur was een gelijkzijdige driehoek. Ik heb voor deze driehoek eerst de punten E en F gemaakt. Vervolgens drukte ik op het icoontje 'Regelmatige veelhoek'. Daarna drukte ik op 3 punten. Hieruit kwam driehoek EFG met zijden e, e_1 en f. Voor de omtrek maakte ik de formule: omtrekEFG = e + e_1 + f. Voor de oppervlakte gebruikte ik de formule: oppervlakteEFG =  1 / 2 * e * (f^2 - (1/2*e)^2)^(1 / 2).

Mijn 3e figuur was een cirkel. Ik heb voor deze figuur eerst de punten H en I gemaakt. Vervolgens drukte ik op het icoontje 'Cirkel met middelpunt door punt. Daarna drukte ik op H en I. Er ontstond een cirkel g. De punten H en I heb ik verbonden met de lijn h, dit stelt de straal voor. Voor de omtrek van de cirkel gebruikte ik de formule:  2π * h. Voor de oppervlakte gebruikte ik de formule:  π * h ^ 2.

Mijn 4e figuur was een rechthoek. Om ervoor te zorgen dat de rechthoek een rechthoek bleef, maakte ik een paar hulplijnen. Ik zette vervolgens de punten J, K, L en M op die hulplijnen. Daarna verbond ik de punten met de lijnen p, q, r en b_1. Voor de omtrek gebruikte ik de formule: omtrekJKLM = p + q + r + b_1. Voor de oppervlakte gebruikte ik de formule: oppervlakte JKLM = p * q.

Mijn laatste figuur was een vlieger. Ook voor deze figuur moest ik hulplijnen maken, anders zou het geen vlieger meer zijn als je de punten bewoog. Uiteindelijk bestond mijn vlieger uit de punten N, O, P en Q en de zijden s, t, a_1 en c_1. Om de oppervlakte te berekenen moest ik ook eerst de diameters maken, deze noemde ik d_1 en l.. Voor de omtrek gebruikte ik de formule: omtrekNOPQ = s + t + a_1 + c_1. Voor de oppervlakte gebruikte ik de formule d_1 * l / 2.

Opdracht 4


Bij dit opdracht begon ik eerst met het uitschakelen van de labels. Dit deed ik door bij opties bij labels uitschakelen te drukken. Daarna zette ik een punt, dit noemde ik voor het gemak punt E. Daarna zette ik een punt links, recht, boven en onder punt E punten. Vervolgens verbond ik punt E met die punten. Daarna zette ik 10 punten per lijn. Ik verbond de punten met lijn en schakelde de labels van punt A, B, C en D in. Wat ik uiteindelijk kreeg staat hierboven.
Voor de zijaanzicht  verplaatste ik de punten. Ik zette de punten B en D op de plek waar C stond. C zette ik 10 punten links van B en D. A zette ik 10 punten links van B en D. Punt E bleef op zijn plek.
Dit is wat ik uiteindelijk kreeg als zijaanzicht:

Opdracht 1



Bij dit opdracht ben ik begonnen met een cirkel met als middelpunt punt M en een straal van 1. Daarna heb ik een linksboven de cirkel de punt D gezet. Op de cirkel heb ik de punt Q gezet. Ik heb daarna de raaklijn van de cirkel op Q getekend. Deze lijn noem ik r. Ik heb vervolgens de loodlijn getekend van punt D naar lijn r. Deze lijn heb ik lijn d genoemd. Vervolgens heb ik de snijpunt van lijn d en lijn r punt P genoemd. Vervolgens drukte ik op de knop 'Meetkundige plaats' en daarna op P en vervolgens op punt Q. De meetkundige plaats van de mogelijke punten van P (in functie van Q) verscheen.